Helaas ontviel ons recentely op 81-jarige leeftijd Szeremley Huba. Hij laat ons waarschijnlijk het meest romantische verhaal binnen de wereld van de wijnmakers.
Szeremley Huba: avonturier, controversieel zakenman, levensgenieter, idealist en wijnlegende.
Na een aantal corruptiezaken en met een snel verslechterende gezondheid leefde hij de laatste jaren min of meer als een kluizenaar. Geboren in een adellijke familie stond zijn leven van begin af aan in het teken van avontuur, risico’s nemen en eigenzinnigheid. Als kind wilde hij jager, boswachter of kapitein worden, later fantaseerde hij over een leven als zendeling in donker Afrika.
Hij studeerde onder meer theologie, werktuigbouwkunde, medicijnen en sociologie. Zijn persoonlijke mening stak hij nooit onder stoelen of banken, ook niet als het ging om politiek, en dat werd hem niet altijd in dank afgenomen, zeker niet ten tijde van de Koude Oorlog. In 1967 werd de grond in Hongarije hem te heet onder de voeten en slaagde hij erin om met zijn vrouw en twee jonge kinderen met een sportvliegtuigje naar Oostenrijk te vluchten.
Voordat hij begin jaren negentig terugkeerde naar zijn vaderland liet hij in de hele wereld zijn sporen na. Hij deed zaken in Iran, kocht een Hongaars handelskantoor in Laos, verwierf een diamantenconcessie in Zuid-Afrika, kocht fabrieken, investeerde in hoogspanningsnetwerken en bouwde een kippenboerderij en een ziekenhuis in Nigeria.
Bij zijn terugkeer in Hongarije was hij een van de allerrijkste inwoners van het land en om zijn privacy te beschermen kocht hij een groot stuk land op de hellingen rondom zijn huis in Badacsony, een gebied aan de noordwest-zijde van het Balatonmeer.
Hij vond het zonde vond om de oude wijngaarden op zijn terrein te rooien en besloot zich bezig te gaan houden met wijnbouw. Terwijl veel wijnmakers zich na de politieke omwenteling in het land begin jaren negentig vooral op het buitenland richtten en internationale druivenrassen gingen aanplanten, ging Szeremley’s aandacht juist uit naar wat de tradities, de vulkanische bodem van Badacsony en de bijna vergeten inheemse druivenrassen te bieden hadden. Om de kwaliteit van Hongaarse wijn in het algemeen te verbeteren en te promoten richtte hij samen met andere producenten het Pannonisch Wijngilde op.
Mede dankzij de opvallend goede wijnen die hij bleek te kunnen produceren kregen oude rassen als Kéknyelü, Budai Zöld en Bakator een nieuwe toekomst en werd het potentieel van de zeldzame kruisingen zeer serieus genomen. Tal van nationale en internationale wijnprijzen bezorgden Szeremley aan het begin van de 21e eeuw wereldwijde naamsbekendheid.
In plaats van zich volledig te focussen op wijnbouw, wierp Szeremley zich bovendien op als beschermer van een zeldzaam grijs runderras en fokte hij zwarte buffels en mangalica-varkens. Tussendoor vond hij ook nog tijd om zich uit te leven in zijn zeilpassie. Tegenwoordig staat het wijnhuis onder leiding van zijn zoon László.